Biografie van Patriarch Alexis II

Zijne Heiligheid de Patriarch Alexis II (wereldse naam: Alexei Michailovitsj Ridiger, ter ere van de heilige asceet Alexis, “de man Gods”, uit Rome, en later, na zijn monnikswijding, waarbij men een nieuwe naam en/of patroonheilige krijgt, ter ere van de heilige metropoliet van Moskou en geheel Rusland Alexis) werd geboren op 23 februari 1929 in de Russische diaspora van Tallin (Estland) in een diep religieus gezin (zijn vader Michail Alexandrovitsj Ridiger droomde er zijn hele leven van om priester te worden, maar werd pas in 1940, het jaar dat Stalin met de Sovjet-Unie Estland annexeerde, tot de eerste stand van de geestelijkheid toegelaten en diaken gewijd, om vervolgens ook priester te worden). Vanaf zijn jeugd diende zoon Alexei als altaardienaar in de kerk (zijn geestelijk vader en leraar was aartspriester Ioann Bogojavlenski, later rector van de in 1946 heropende geestelijke Seminarie en Academie van Leningrad en bisschop van Tallin en Estland, onder zijn monniksnaam Isidor), en vanaf zijn vijftiende diende hij als hypodiaken van de aartsbisschop van Tallin en Estland Pavel, later van aartsbisschop Isidor. Voor de Sovjet-occupatie in 1940 was de Russisch-Orthodoxe Kerk in Estland relatief bevoordeeld ten opzichte van de Moederkerk in de Sovjet-Unie: de kerken waren open, er was geestelijke literatuur, er woonden vele diep religieuze Russen die eerder gevlucht waren voor de terreur van de Bolsjewieken en de vervolgingen van de geestelijkheid (alleen in 1937 al, het laatste jaar van het zogenaamde goddeloze vijfjarenplan, werden er in de Sovjet-Unie 85.000 leden van de geestelijkheid - bisschoppen, priesters, diakens, monniken en monialen (nonnen) - geëxecuteerd) troffen de Kerk hier niet. Tijdens de oorlog kreeg de Russisch-Orthodoxe geestelijkheid van Estland het bij de Duitse bezetter voor elkaar dat zij de Duitse interneringskampen op Estse bodem, vol met voornamelijk jonge arbeidskrachten uit de Sovjet-Unie voor in Duitsland, mochten bezoeken om de gevangenen te ondersteunen met gebed en een troostend woord. Dat was extra belangrijk omdat enkel de Sovjet-Unie op bevel van Stalin had afgezien van het Verdrag van Genève betreffende de behandeling krijgsgevangenen. Gevangenen uit de Sovjet-Unie werden gezien als verraders van het vaderland, want in de ogen van de tiran hadden ze zich moeten doodvechten. Sovjetburgers mochten dan ook geen hulp ontvangen van het Rode Kruis en waren volkomen aan hun lot overgelaten. De mensen stierven bij bosjes aan ondervoeding en besmettelijke ziektes. Priester Michail Ridiger, de vader van de toekomstige patriarch, bezocht de Duitse concentratiekampen samen met zijn nog jonge zoon, die zo op jonge leeftijd oog in oog kwam te staan met groot menselijk lijden en zich een scherp beeld kon vormen van de onmenselijkheid van de beide betrokken totalitaire regimes. 

Vanaf mei 1945 tot en met oktober 1946 was Alexei Ridiger altaardienaar en verantwoordelijke voor de sacristie van de Alexander-Nevski-kathedraal in Tallin. Vanaf 1946 diende hij als lezer in de heilige-Simeonskerk en vanaf 1947 in de kerk ter ere van de Moeder-Godsikoon van Kazan in Tallin. In 1946 kwam hij door de toelatingsexamens van het geestelijk seminarie van Leningrad, maar werd niet aangenomen omdat hij toen nog geen achtien jaar oud was.

In 1947 werd Alexei Ridiger direct toegelaten tot de derde klas van het seminarie. Hij voltooide er zijn studie in 1949 (volgens sommige gegevens cum laude) en trad toe tot de geestelijke academie van Leningrad (te vergelijken met een universitaire doctoraalstudie). In de eerste klas van de academie werd hij op 15 april 1950 tot diaken gewijd en twee dagen later, op 17 april 1950, tot priester, waarbij hij het rectorschap over de Theofaniekerk van Johvi (bisdom van Tallin) kreeg toegewezen. Hij combineerde het dienen als parochiepriester met de theologiestudie als extraneus. In 1953 voltooide vader Alexis de geestelijke academie als een van de beste studenten en ontving de titel doctorandus theologie voor de afstudeerscriptie «Metropoliet van Moskou Filaret (Drozdov) als dogmaticus».

Op 15 juli 1957 werd vader Alexis aangesteld als rector van de Kathedraal van het Ontslapen van de Moeder Gods in de stad Tartu (die toen de naam Joerjev droeg) en gedurende een jaar combineerde hij zijn dienen als priester in twee kerken (in Tartu diende hij tot 1961). Op 17 augustus 1958 werd vader Alexis gepromoveerd tot aartspriester.

In maart 1961 ontving aartspriester Alexis Ridiger in de Heilige-Drieëenheidskathedraal van het Drieëenheidslaura (groot klooster) van de heilig Sergi van Radonezj de monnikstonsuur. Niet veel later, door een besluit van de Heilige Synode van 14 augustus 1961, werd priestermonnik Alexis aangewezen als nieuwe bisschop van Tallin en Estland met als tijdelijke nevenopdracht het besturen van het bisdom van Riga.

Reeds helemaal in het begin van zijn bisschoppelijk ambt – in 1962 – slaagde bisschop Alexis erin het Ontslapenis-vrouwenklooster van Pühtitsa in Estland voor sluiting te behoeden. Dat was onder het bewind van Chroestsjov, die beloofd had persoonlijk de laatste ‘pope’ op televisie te laten zien. De overheid wilde de zusters uit het klooster jagen en er een ontspanningsoord van maken. Bisschop Alexis kreeg het gedaan om delegaties van de Evangelische Kerk uit Duitsland het klooster te laten bezoeken. Spoedig daarna werd er in de Duitse krant «Neue Zeit» jubelend verslag gedaan over het klooster en het bezoeken ervan en werd door de Sovjet-overheden van sluiting afgezien).


Op 23 juni 1964 werd bisschop Alexis verheven tot aartsbisschop en aan het eind van dat jaar werd hij aangesteld als hoofd van de administratie van het Patriarchaat Moskou en werd hij vast lid van de Heilige Synode (volgens andere gegevens werd aartsbisschop Alexis hoofd administratie in 1968).

In 1968 werd aartsbisschop Alexis verheven tot metropoliet (met als titel metropoliet van Tallin en Estand). Vanaf 10 maart 1970 tot 1 september 1986 gaf hij leiding aan het Pensioencommittee van de Russisch-Orthodoxe Kerk, dat als taak had te zorgen voor de pensioenen van geestelijken en leken die werkzaam waren geweest in kerkelijke organisaties, en tevens die van hun eventuele weduwen of kinderen.

In 1984 werd aan metropoliet Alexis de titel doctor in de theologie toegewezen. Zijn uit drie boeken bestaande werk «Korte beschrijving van de geschiedenis van de Orthodoxie in Estland» was bedoeld om de doctorandustitel te ontvangen, maar de onderwijsraad van de geestelijke academie van Leningrad kwam eensluidend tot de beslissing dat het werkstuk qua diepte van het geschiedkundig onderzoek en qua hoeveelheid van het materiaal de traditionele criteria voor een doctoraalscriptie verre te buiten gingen en wees daarom de doctortitel toe.

In 1986 kreeg metropoliet Alexis als nieuwe kerkprovincie de metropolie van Leningrad en Novgorod onder zijn hoede, hij bleef echter eveneens verantwoordelijk voor het bisdom van Tallin en Estland.

Op 3 mei 1990 overleed Patriarch van Moskou en geheel Rusland Pimen en werd er een buitengewoon kerkconcilie bijeengeroepen. Op 7 juni 1990 werd metropoliet Alexis op het concilie verkozen tot de nieuwe Patriarch, met 166 van de 317 anoniem uitgebrachte stemmen. Op 10 juni 1990 vond in de Theofaniekathedraal, waar de Patriarch nu ook begraven zal worden, zijn intronisatie plaats als vijftiende Patriarch van de Russisch-Orthodoxe Kerk.

Tot de verdiensten van Zijne Heiligheid de Patriarch wordt gerekend het feit dat de Kerk terug heeft kunnen keren tot een brede maatschappelijke activiteit. Overal in Rusland zijn nu weer zondagsscholen, doen priesters en leken pastoraal werk in ziekenhuizen, weeshuizen en gevangenissen. In het leger, dat spreekwoordelijk geplaagd wordt door gevallen van ontgroening, zijn nu weer aalmoezeniers aanwezig die zorgen voor een solide geestelijke ondersteuning. Duizenden kerken en kloosters zijn teruggegeven door de staat en/of grondig gerestaureerd. Met hier en daar zijn kinderziektes, voortkomend uit een gebrek aan kader dat in verbinding staat met een ononderbroken spirituele traditie, kan gerust gesproken worden van een ware geestelijke opbloei in het post-communistische Rusland.

Tijdens de maatschappelijke onlusten in Rusland in de herfst van 1993, met als finale de bestorming van het Witte Huis in Moskou door de tanks van Boris Jeltsin, probeerde het hoofd van de Russische Kerk zijn autoriteit aan te wenden als vredestichter, om een eventuele escalatie van het conflict te voorkomen. De Patriarch kwam ook met vredesinitiatieven voor het Balkan-conflict, het conflict tussen Azerbajdzjan en Armenië en andere.

Zijne Heiligheid de Patriarch vocht tegen een uitholling van de christelijke moraal als offer aan de tijdgeest en herinnerde in zijn speech voor de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa in Straatsburg de westerse samenleving aan het traditionele Christelijk standpunt dat homosexuele relaties zondig zijn en dat het propageren of etaleren ervan door de Kerk afgewezen wordt. Een ander heikel punt voor de westerse opinie was de onvermurwbaarheid van Patriarch Alexis met betrekking tot proselitisme door de Rooms-Katholieke Kerk en (pseudo-) christelijke secten. Toen de Rooms-Katholieke Kerk bisdommen opende in Siberië, waar praktisch geen katholieken wonen, en er grote kerken bouwde, bevroor Patriarch Alexis de verhoudingen met het Vaticaan en hield een bezoek van de paus aan Rusland tegen.

Op 5 december 2008 overleed Zijne Heiligheid de Patriarch Alexis II in zijn slaap in zijn residentie in Peredelkino, na de vorige dag zowel ’s ochtends als ’s avonds nog bij kerkdiensten te zijn voorgegaan.